door Caroline Quarles van Ufford
•
6 juli 2021
Eerder geplaatst op 7 september 2017 op www.jeugdbeschermingwest.nl/blog Tijdens strafzittingen wordt het maatschappelijk belang altijd afgewogen tegen het persoonlijk belang van de verdachte. Daarom moeten verdachten soms tot de rechtszaak in voorarrest blijven. Bij het jeugdrecht weegt het persoonlijk belang vaak net een beetje zwaarder en mogen de jongeren de rechtszaak vaak thuis afwachten onder bepaalde voorwaarden. Maar laatst was ik betrokken bij een zaak waarin een andere afweging werd gemaakt. En ik betwijfel of het maatschappelijk belang uiteindelijk echt is gediend bij deze beslissing. In deze blog vertel ik waarom. Zes verdachten zijn opgepakt. Jongens van 16 en 17 jaar die worden verdacht van beroving met gebruik van een vuurwapen en gijzeling van het slachtoffer. Ze zijn nog niet eerder met justitie in aanraking gekomen. Ik ben betrokken bij drie van hen omdat de Raad voor de Kinderbescherming hen heeft aangemeld voor jeugdreclassering (JR). Hoe het strafproces loopt, in het kort Om het te kunnen begrijpen, zal ik eerst in het kort uitleggen hoe het normaal gaat. Als een verdachte wordt gearresteerd, wordt hij eerst in verzekering gesteld (IVS). Binnen drie dagen wordt hij of zij voorgeleid aan de Rechter Commissaris (RC). Deze toetst of de IVS rechtmatig was en of er voldoende grond is om de voorlopige hechtenis te verlengen met maximaal 14 dagen. Dan is de eerste raadkamer. Drie rechters bepalen of de voorlopige hechtenis verlengd moet worden met 30, 60 of 90 dagen. De Officier van Justitie (OvJ) vordert (vraagt) de duur van verlenging. Wanneer de voorlopige hechtenis niet opgeheven (geschorst) wordt, dan moet de verdachte in voorarrest blijven tot de zitting na de 90 dagen verlenging. Nu weer over de zaak Samen met de raadsonderzoeker, de jongeren en hun familie, stellen we een plan op om voor een schorsing in aanmerking te komen. Normaal is het standpunt bij minderjarigen: schorsen, tenzij… Wij adviseren dat dan ook samen met de Raad voor de Kinderbescherming. Wel onder strakke voorwaarden natuurlijk: veel duidelijke afspraken en elektronisch toezicht, beter bekend als enkelband. Dat is één van de strengste voorwaarde die er is. Maar de OvJ neemt ons advies niet over. Hij vindt dat er sprake is van een delict van de buiten categorie, waar geen schorsing bij past. Pas na 135 dagen is het voorarrest geschorst, onder voorwaarden, waaronder de enkelband. Ik heb het hier over minderjarige jongens, first-offenders, die de eerste periode in alle beperkingen hebben gezeten. Geen tv, media, alleen contact met advocaat. Dus de hele dag in de cel zitten. Na de 135 dagen Daar gaan de jongens, met hun enkelband, samen met hun ouders door het detectiepoortje bij de rechtbank. Ze zijn enorm zenuwachtig en gespannen. Ze moeten de confrontatie aan met de kinderrechters en de Officier van Justitie. Daar horen ze dat de Officier een straf eist die hoger is dan het voorarrest. Dit zou betekenen dat de verdachten bij de uitspraak weer terug naar de jeugdgevangenis moeten voor een periode die minstens zo lang is als het voorarrest. Het is ook een uitzonderlijke zaak. In de 9 jaar ervaring met jeugdreclassering, ben ik niet eerder bij zo’n heftige zaak betrokken geweest, waarbij de verdachten ook nog eens voor de eerste keer met justitie in aanraking zijn gekomen. Is het maatschappelijk belang hiermee echt gediend? Maar ik heb sterke twijfels of het maatschappelijk belang hiermee gediend is. Want is het nou echt beter voor de maatschappij dat een minderjarige, die voor het eerst de fout in gaat, zo lang in voorarrest verblijft? Dan hij na een aantal maanden op vrije voeten thuis het proces mag afwachten, maar daarna misschien weer terug moet naar de jeugdgevangenis? Dat de behandeling die hij net gestart is weer stopt, de opleiding moet worden uitgesteld met het grote risico dat er geen aansluitende dagbesteding en behandeling is na de gevangenis? En tel daarbij op dat de jongens die er mogelijk harder en beschadigd uitkomen met alle risico’s van dien? Is het dan echt beter voor de maatschappij dat er langere jeugddetentie opgelegd wordt? Of is het wellicht beter om het onvoorwaardelijke strafdeel gelijk te stellen aan de duur van het voorarrest en daarnaast een stevig kader met bijzondere voorwaarden waaronder bijvoorbeeld behandelverplichting en toezicht, gekoppeld aan een forse voorwaardelijke straf? Met andere woorden: als we het persoonlijk belang van de jeugdigen vooropstellen, dienen we dan uiteindelijk niet ook het maatschappelijk belang?