Neem contact op
555-555-5555
mymail@mailservice.com

Ervaringskennis als gelijkwaardige kennisbron in de jeugdbescherming 

Hoofdartikel in Vakblad Sociaal Werk, gepubliceerd 13/08/2021


Ik had een jong en gelukkig gezin en een leuke baan in de jeugdzorgsector. Dan slaat het om. Het is het begin van een lange nare weg die eindigt met de dood. Het is een weg langs hulpverleners waarin ik ervaar hoe pijnlijk het kan zijn aan de andere kant van de lijn. Waar ik ontdek wat het betekent als complexiteiten versimpeld worden. Mijn ervaringen hebben mijn kijk op ‘de (Jeugd)zorg’ ingrijpend veranderd, daar wil ik wat mee doen. Ervaringsdeskundigheid is gebaseerd op een eigen verhaal. In dit artikel vind je mijn verhaal, maar het bevat ook overstijgende elementen: situaties waarvan ik nu inmiddels weet dat ik niet de enige ben. Situaties die ik vanuit een dubbelperspectief kan bekijken: vanuit een cliëntperspectief en vanuit het perspectief van een professional 


De jeugdzorg wil ervaringskennis beter benutten

In de jeugdzorg wil men ruimte geven aan ervaringsdeskundigheid. Het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) adviseert drie bronnen van kennis te combineren. Op hun website lezen we:  Door ervaringskennis van kinderen, jongeren en ouders, praktijkkennis van professionals en wetenschappelijke kennis samen te brengen is de kans groter dat het beleid, de aanpak en de methode beter aansluiten bij de wensen en behoeften van gezinnen.

Ervaringskennis wordt door het NJI als gelijkwaardig gezien aan de ‘praktijkkennis van professionals’ en aan kennis die is verkregen door wetenschappelijk onderzoek.


Ervaringskennis wordt niet geassocieerd met professionaliteit

Op de website van het NJI valt op de ervaringskennis en professionaliteit elkaar lijken uit te sluiten. . 

Het NJI lijkt ervan uit te gaan dat de inzet van ervaringskennis is afgesplitst in een niet-professionele rol: de professionals lijken die níet te hebben, de (niet professionele) kinderen, jongeren en ouders wél.  Het contrast tussen ‘professionals’ enerzijds en ‘ervaringsdeskundigen’ anderzijds, wordt in de tekst van het NJI vrij strak gehandhaafd: In de jeugdzorg betekent het benutten van ervaringskennis vooral het goed naar jongeren en ouders luisteren in bijvoorbeeld jongerenraden of ouderparticipatie.  Dat de jongeren en ouders óók praktijkkennis kunnen hebben, en professionals óók ervaringskennis, wordt niet uitgewerkt.  

 

Kennisbronnen staan in verband met elkaar

Het NJI constateert verder: Vaak ligt de nadruk op wetenschappelijke- en praktijkkennis, mede doordat deze kennis makkelijker overdraagbaar is. Daarom vraagt het extra aandacht om ook ervaringskennis als gelijkwaardige en waardevolle kennisbron te zien en te gebruiken. Deze kennisbronnen vullen elkaar namelijk aan.

Wij benadrukken dat deze kennisbronnen elkaar niet alleen aanvullen maar ook een dynamische interactie hebben, en bovendien in sommige gevallen ook in één en dezelfde persoon of functie gecombineerd kunnen worden.   

Veel wetenschappelijk onderzoek gericht op hulpverlening is geïnspireerd door en gebaseerd op ervaringen van cliënten.  De drie bronnen zijn met elkaar verbonden, en dat kan ook binnen één persoon of rol het geval zijn.  Het rigide opdelen van kennisbronnen strookt niet met het echte leven waarin bronnen door elkaar lopen en ook gezamenlijk worden ingezet, al dan niet expliciet. Kennis die je bezit – of dat nou praktijkkennis, wetenschappelijke kennis of ervaringskennis is – kun je niet zomaar vergeten of afkoppelen als je situaties tegenkomt die daar een beroep op doen.  

Het strak afgrenzen van de drie bronnen leidt tot fragmentarisatie terwijl er in de jeugdzorg juist verbinding wordt gezocht.  Wat wenselijk is, is het duidelijk formuleren van verantwoordelijkheden. Wat onwenselijk is, is het kunstmatig opdelen van bronnen over deze verantwoordelijkheden: ervaringskennis is bijvoorbeeld aanwezig bij cliënten (jongeren en ouders), bij ervaringsdeskundigen, bij hulpverleners, bij jeugdbeschermers en bij bestuurders. Als ervaringskennis een onmisbare bron is voor goede jeugdzorg, dan moet deze de ruimte kunnen krijgen in verschillende rollen en functies op een manier die bijdraagt aan goede zorg en jeugdbescherming.

 

Ervaringskennis van medewerkers van jeugdbescherming krijgt weinig ruimte

De jeugdbescherming maakt nog weinig gebruik van professionele ervaringsdeskundigen en nog minder van professionele jeugdbeschermers met ervaringsdeskundigheid. Ruim een jaar geleden kwam een pioniersgroep van vijftien medewerkers uit de jeugdbescherming uit verschillende delen van het land op Hogeschool Windesheim bij elkaar om na te gaan op welke manier ervaringskennis beter benut kan worden, óók die van de professionals. Hieruit zijn een aantal gesprekken en contacten ontstaan, waar dit artikel uit voortkomt. Caroline en Shantal hebben een webinar ‘Inzet van ervaringsdeskundigheid van cliënt én professional, zónder geografische grenzen’ verzorgd en kwamen veel vragen en twijfels tegen.  Bezwaren die aangevoerd werden: cliënten zitten hier niet op te wachten, wat moeten ze met jouw ellende; je projecteert je eigen verhaal misschien op de cliënt; kun je met zoveel nabijheid nog wel begrenzen? Word je nog wel serieus genomen als je eigen ervaringen in de jeugdzorg bekend worden? Als je ziek bent denkt men wellicht ‘ze zal wel weer…’, het kan stigmatiserend zijn. Men dacht ook dat je wellicht meer moeite met regels en protocollen krijgt. Ook voor de medewerker zelf zou het zwaar kunnen zijn: je professionele en persoonlijke identiteit lopen dan door elkaar; het kan emotioneel belastend zijn voor jezelf.

 

Bekende bezwaren

Veel van deze bezwaren zijn bekend uit de literatuur (De Quelerij e.a., 2020;  Weerman e.a., 2019). Inmiddels blijkt uit diverse praktijkonderzoek dat cliënten het vaak als ondersteunend en bemoedigend ervaren dat professionals vergelijkbare worstelingen hebben meegemaakt.  In een handelingsonderzoek Ervaringswijs in organisaties voor hulpverlening bij huiselijk geweld kwam naar voren dat de sector hier baat bij kan hebben (De Quelerij e.a. 2020). Uiteraard moeten eigen ervaringen professioneel worden ingezet, dat wil zeggen ten behoeve van de cliënt en inderdaad kan het riskant zijn als je eigen cliëntervaring bekend maakt: sommige collega’s gaan je mijden, anderen zoeken je juist op en soms word je minder serieus genomen of gewantrouwd. Dat lijkt ons des te meer reden om hier aandacht aan te besteden: hoe geloofwaardig ben je immers als jeugdzorgorganisatie als collega’s elkaar stigmatiseren? Dat het inzetten van ervaringskennis belastend is, kan eveneens het geval zijn, maar het niet mogen inzetten of benoemen van de ervaringskennis kan even belastend zijn.  Caroline kan hier in het bijzonder over meepraten. Zij belandde enkele jaren geleden vrij plotseling aan de andere kant van de lijn.  

Het NJI vraagt zich op de website af: En wat gebeurt er als we die ervaringen benutten en verbinden met onze eigen wetenschappelijke kennis en kennis uit de praktijk? Wij verkennen dat aan de hand van het verhaal van Caroline.

 

Het ervaringsverhaal van Caroline

Het vraagt iets van een professioneel hulpverlener om te geloven dat jouw ingrijpende verhaal óók kennis kan zijn, dat het ook iets is waar anderen van kunnen leren, waar jezelf ook van hebt geleerd. Het is lastig om de emoties en heftigheid die je als cliënt hebt ervaren, te ontwarren en er iets constructiefs mee te doen, iets waar de jeugdbescherming haar voordeel mee kan doen. Ervaringskennis kan iets bijdragen aan een scherper oog voor blinde vlekken, het geeft extra informatie over hoe hulpverlening wordt ervaren, hoe sommige woorden en adviezen je versterken of juist je onmacht doen vergroten. 


Caroline aan het woord

Ik wil met mijn verhaal ruimte creëren voor eigen ervaringen bij professionals in de jeugdzorg.

Ik schrijf het aan mijn overleden man.

 

Je bent jarig. Aan je ogen zie ik dat er iets is. Je vertelt me huilend dat je hoofd zegt dat je beter dood kunt zijn. Een shock. We zoeken samen hulp, dit kunnen we niet alleen. We beginnen bij de huisarts. Zij wil veiligheidsafspraken met je maken, maar jij wilt dat niet, als de kans zich voordoet zal je eruit zult stappen. Ik herken je niet. Je wordt doorverwezen naar de ggz voor een spoedbeoordeling. Je krijgt de diagnose depressie met suïcidale gedachten. Ondanks de spoed is er tien weken wachttijd. In het voortraject krijg je medicatie en af en toe een gesprek met wisselende hulpverleners.

 

Thuis ben je van slag, je slaapt het liefst de hele dag, je wordt snel boos, heel erg boos, om niks. De kinderen en ik worden bang.  Het lukt je niet meer om voor de kinderen te zorgen. Je belt me regelmatig op mijn werk om afscheid te nemen. Hetzelfde gebeurt als een anoniem nummer mij belt: ik ben bang dat iemand je heeft gevonden. Ik kom elke keer met lood in mijn schoenen thuis: wat tref ik aan? Als ik binnenstap, zie ik de houten pollepel in je broekzak, je rent achter de kinderen aan. Je haalt de lepel uit je zak en dreigt ermee. Elke dag chaos en dreiging. Jij ziet ook dat het beter is om ergens anders te gaan wonen.

 

Je werkt aan alles mee: Een persoonlijkheidsonderzoek, een medicatiegroep, individuele gesprekken, cognitieve gedragstherapie. Wij hebben goed contact. Op het moment dat ik mijn enkel breek sta je direct voor me klaar en kom je weer thuis, vanzelfsprekend. Het gaat de goede kant op. 

 

Dan is er een naar incident met de politie. Ze spuiten pepperspray en je krijgt een nekklem, je wordt onterecht meegenomen. Je voelt je in je ‘zijn’ aangetast. Het gaat snel bergafwaarts, heftiger dan eerst. Ik vraag je weer te vertrekken, maar je wilt dat niet meer. Je gaat wel. Er volgt een dreigende periode.

 

Je blijft de auto bij ons parkeren, je staat te pas en onpas opeens in de tuin. Afspraken maken om de kinderen te zien lukt niet. De kinderen lijden onder de situatie. De huisarts geeft aan dat klachten van een van onze kinderen op PTSS lijken en verwijst door naar de jeugd-GZZ. Daar zit ik dan, nu aan de andere kant van de tafel. We hebben een gezamenlijke afspraak die escaleert. Jij gaat tekeer en scheldt eerst de behandelaar uit en daarna mij. Je loopt weg. Dat er over een ‘vechtscheiding’ gesproken werd raakt me het meest. De psychische problematiek die er bij jou speelt wordt niet meegenomen, alleen het gegeven dat wij het niet eens zijn.

 

De dreiging vanuit jou neemt toe. Ik licht de wijkagent in. Als ik het met de behandelaar van de jeugd-ggz bespreek zegt deze kritisch: ‘Als het te bedreigend en gevaarlijk wordt, dan bel je Veilig Thuis”. Als ik reageer met: “Eh, nou dan bel ik volgens mij 112.” Hoor ik: “Ja, dat zal jij wel beter weten met je werk, ik weet het ook eigenlijk niet. Maar, als je ex zich zo blijft opstellen dan moet ik een melding maken bij Veilig Thuis.” En: “Is verhuizen naar de andere kan van het land geen optie?” Ik was enorm teleurgesteld en voelde me erg alleen staan.

 

De kinderen heb ik via het wijkteam aangemeld voor cursussen voor kinderen die heftige zaken meemaken en daarna ook een groep voor kinderen met ouders met psychische problematiek. Jij deed hier ook aan mee. De hulpverleners zien hoe onvoorspelbaar en heftig je bent en hoe onsamenhangend je praat. Er worden zorgen en twijfels naar mij uitgesproken. Ik ben opgelucht dat ze zien dat het niet goed gaat met je. Tot ik het eindrapport krijg. Daar staat niets van de zorgen en observaties in vermeld! Weer voel ik me alleen staan. De jeugd-GGZ blies hoog van de toren en dreigde met een melding, maar deed het niet. Nu werden ook zorgen geuit, maar niet opgeschreven. Niemand neemt verantwoordelijkheid en wat er gezien wordt, wordt niet gemeld.

 

Ik doe mijn best om afspraken te maken dat je de kinderen kunt zien. Het contact, ook via de telefoon gaat moeilijk en eindigt bijna altijd in tranen. Ik probeer dat te bespreken met jou en je familie, wat niet mag baten. Ik zie aan je dat je steeds verder afglijdt.

 

Vanwege aanhoudende dreigementen doe ik een melding bij de politie. De agent die de melding opneemt is duidelijk: de wijkagent zal een ‘stopgesprek’ met je voeren. Helaas wil de wijkagent dit niet, hij is bang voor verdere escalatie. Wéér iemand die niet wil ingrijpen. Jij wordt ondertussen steeds woester en onbesuisder, niet alleen tegen mij maar ook tegen anderen. Ik ben bang dat je een keer de verkeerde tegenkomt.

 

Ondertussen krijg ik zelf ook steeds meer klachten waar ik onder andere EMDR-therapie voor volg.

 

Uiteindelijk komt het bericht van de politie, je bent vermoord in je eigen huis door een onbekende. 

 

Reflectie van Caroline

Door mijn ervaring met de hulpverlening als cliënt, partner en moeder weet ik nu hoe ik zelf als professional gezien word. Ik weet beter hoe belangrijk het is om de juiste woorden te kiezen en verantwoordelijkheid te nemen als professional. Daarnaast vind ik dat je een ouder met psychische problematiek niet kan behandelen zonder het systeem hierin mee te nemen.

 

Overstijgende elementen: Pepper

In het verhaal van Caroline vinden we een aantal overstijgende elementen.  Ervaringskennis wordt wel samengevat met de afkorting Pepper (Weerman e.a., 2019). Ervaringskennis heeft een praktisch aspect, een existentieel aspect, een politiek-kritisch aspect een ethisch aspect en een responsief aspect.

Caroline heeft praktische kennis opgedaan: hoe gaat het met wachtlijsten, verwijzingen, observaties, rapporten. Hoe combineer je werk en gezin als er dreiging is? In het verhaal zit ook een existentiële laag: bestaansangst die voelbaar is, de dreiging van teloorgang, geweld en dood, de oververmoeidheid, het wanhopen en perspectief zoeken.  Deze existentiële dimensie moet je voelen, het is de kern van ervaringskennis (Weerman & Abma, 2018). Het is kennis die vaak woordloos meeresoneert in contact, waardoor cliënten zich begrepen voelen. Het is kennis die je vaak anders moet uitdrukken dan in taal. Juist voor deze existentiële aspecten is vaak te weinig aandacht in complexe echtscheidingsprocessen en hierin kunnen ervaringsdeskundigen veel betekenen (Graas & Bunthof, 2017).

Het verhaal van Caroline laat ook zien waar de politiek en het beleid falen: de wachtlijstproblematiek, de wisselende hulpverleners. Het is ook aan aanklacht tegen te bezuinigingen en te weinig alert en daadkrachtig optreden tegen situaties die onveilig en riskant zijn.

Het is ethisch, het doet een dringend appél op het welzijn en veiligheid van haar partner, haarzelf en haar gezin. Het maakt dat voelbaar van binnenuit. Het verhaal is responsief in die zin dat het pas goed tot zijn recht komt door het te vertellen, doordat het gedeeld wordt en er over gereflecteerd wordt.

 

Gezamenlijke reflectie

Het verhaal laat zien hoe hulpverleners soms onnodig problematiseren  (spelen met je kind) en anderzijds de complexiteit, de onveiligheid en tragiek van een ouder met een ernstige psychiatrische stoornis onvoldoende begrijpen. De term ‘vechtscheiding’ wordt gebruikt als versimpeling in plaats van inzicht in de complexiteit en tragiek die er is. Men negeert de existentiële dimensie en komt met oplossingen voor problemen die er juist niet zijn. Er wordt geen positie ingenomen en het melden van geweld wordt ontweken. Dit komt overeen met wetenschappelijk onderzoek (Graas & Bunthof, 2017).   


Het combineren van rollen en bronnen van kennis is een verrijking, maar in een gefragmentariseerd veld  werkt dat pas als voor échte verbinding van kennis en kunde wordt gekozen en ervaringskennis écht gelijkwaardig ruimte krijgt. Een bron die zo lang verdacht was, kan niet zo maar omarmd worden. Een bron die geheim moest blijven in het werk stuit onherroepelijk op weerstand. Iets wat het daglicht niet mocht zien, heeft tijd nodig om er te mogen zijn. En iets wat het daglicht niet mag zien, desondanks signaleren, melden en bespreken en hierin positie durven innemen zonder te vervallen in simpele oplossingen,  is de kern van jeugdbescherming.



Literatuur

-       Graas, D. & Bunthof, A (2017). Complexe scheidingen. Professioneel omgaan met de existentiële dimensie van het gezin. Pedagogiek in Praktijk, juni 2017, 35 – 38.


-         Quelerij, L. Weerman, A. & Pouls, L. (2020). De schaamte opnieuw voorbij. Vakblad voor Sociaal werk, 3, 16-19.

-         Weerman, A., & Abma, T. (2018). Social work students learning to use their experiential knowledge of recovery. Social Work Education, 1-17.


-         Weerman, A., De Jong, K., Karbouniaris, S., Overbeek, F.,Loon, E. van & Lubbe, P. van der. (2019). Professioneel inzetten van ervaringsdeskundigheid. Amsterdam: Boom.

 

Alie Weerman is lector GGZ en Samenleving bij Hogeschool Windesheim.

Caroline Quarles van Ufford


door Caroline Quarles van Ufford 15 okt, 2023
Gepost op LinkedIn 15-10-2023 https://www.linkedin.com/posts/caroline-q-9a340789_samen-met-sumayya-habieb-mo%C3%ABsha-maddi-moraya-activity-7119294959484055552-n6oQ?utm_source=share&utm_medium=member_desktop
door Caroline Quarles van Ufford 21 nov, 2022
Voor de jeugd dag 2022. Ik mocht in gesprek over betere inzet van ervaringsdeskundigheid onder leiding van een uitstekende tafelhost. Welke stigma's zijn er en waar liggen de kansen. Ieder met een eigen drijfveer om met dit thema aan de slag te gaan. Mooi gesprek met elkaar.
door Caroline Quarles van Uford 10 sep, 2022
Eerder geplaatst op 30-06-2-22 op www.jeugdbeschermingwest.nl/blog Na jarenlang als jeugdreclasseerder te hebben gewerkt, ben ik in april 2018 gestart als cliëntambassadeur . Als cliëntambassadeur breng ik de stem van de cliënt in de organisatie, omdat deze stem zo belangrijk is! Als cliënt kun je meepraten en meedenken over hoe het beter kan en over wat goed gaat. Ook wilden wij als Jeugdbescherming west graag ervaringsdeskundigheid inzetten van cliënten en medewerkers, om zodoende meer verbinding te krijgen en beter aan te sluiten bij de belevingswereld van de cliënt. Wens inzet ervaringsdeskundigheid Vanuit gesprekken met cliënten en met collega’s binnen en buiten Jeugdbescherming west heb ik het idee opgedaan om ervaringsdeskundigheid in te zetten binnen de organisatie. We hebben vervolgens als groep met elkaar gebrainstormd: waar lopen we tegenaan met cliëntparticipatie, -betrokkenheid en -feedback en wat willen we precies bereiken? Start pilot ervaringsdeskundigheid Vanuit alle gesprekken die ik met verschillende mensen gevoerd heb kwam het idee om een samengestelde groep te gaan vormen om de opleiding te gaan starten. Ik heb het uitgeschreven in een pilot die positief is beoordeeld door ons Management Team. Hiertoe heb ik een oproep gedaan op intranet, waarna een aantal collega’s zich aanmeldde. Ook meldden diverse cliënten zich via de cliëntenraad, teammanagers en een jeugdbeschermer. Opleiding ervaringsdeskundigheid We hebben met een zeer diverse groep de opleiding ervaringsdeskundigheid gevolgd. Deze opleiding bestond onder meer uit theorie ervaringskennis en -deskundigheid, de presentatie van ons persoonlijk herstelverhaal en reflectie en verantwoording van inzet van ervaringsdeskundigheid. Eén van de docenten van de opleiding is overigens ook ervaringsdeskundige. Persoonlijke groei Ik vond het een pittige opleiding, want je moet terug naar het verdriet waarin je ervaring zit. We hebben ons herstelverhaal opgeschreven; in je herstelverhaal vertel je welke zaken eraan hebben bijgedragen dat je bent hersteld. Je gaat reflecteren in relatie tot je ervaring. Ik heb door het volgen van deze opleiding persoonlijke groei ervaren; ik merk dat ik me niet meer zo druk maak om zaken waar ik geen invloed op heb en realiseer me nu beter wat de invloed van mijn verleden is op mijn heden en ook waar ik heen ga in de toekomst. We hebben geleerd om onze ervaring om te zetten als product om deze op verschillende manieren in te kunnen zetten. Opbrengst opleiding Ik ben trots op onze groep in wat we geleerd hebben en hoe we gegroeid zijn. We vonden het allemaal een meerwaarde dat we daar als mens zaten; niet als jeugdbeschermer, cliëntambassadeur of cliënt. Dat verkleint de afstand en schept een enorme band, omdat je niet meer in functie bent. We willen met onze ervaringen en deskundigheid bijdragen aan deskundigheidsbevordering binnen Jeugdbescherming west. Waar staan we nu? Iedere ervaringsdeskundige heeft zijn of haar eigen voorkeur of wensen ten aanzien van de inzet van ervaring. Er zijn inmiddels al kleine stappen gezet; we zijn momenteel bezig met de opzet van een magazine, waarin de ervaringsdeskundigen vertellen waarvoor zij hun ervaringsdeskundigheid willen inzetten. Eén van de ervaringsdeskundigen heeft een casuïstiekoverleg bijgewoond, een ander gaat meedoen aan een moreel beraad en neemt deel aan een uitvoerdersoverleg. Ervaringsdeskundige Dagmar heeft inmiddels al blogs gepubliceerd op onze website en er worden workshops georganiseerd. Inzet ervaringsdeskundigheid Inmiddels zijn er jeugdbeschermers en teammanagers die mij benaderen dat ze een ervaringsdeskundige willen inzetten. We maken niet alleen gebruik van de groep die recentelijk is opgeleid; we zetten ook de ervaringsdeskundigheid in van leden van de cliëntenraad en jongeren van ExpEx . Zo heeft laatst een ExpEx jongere bijgedragen aan een inhoudelijke teamdag in Den Haag; dit is erg positief ontvangen. Per 1 juli treedt een ervaringsdeskundige voor vier uur per week in dienst, die aansluit bij de proeftuin in Haaglanden. Ook zal deze ervaringsdeskundige vanuit een ander perspectief deelnemen aan diverse bijeenkomsten en zorgen voor een nieuwe blik op zaken.  We rollen onze ervaringsdeskundigheid dus steeds verder uit, om zodoende meer verbinding te krijgen en beter aan te sluiten bij de belevingswereld van de cliënt.
door Caroline Quarles van Ufford 06 jul, 2021
Eerder geplaatst op 2 april 2020 op www.jeugdbeschermingwest.nl/blog Het begon voor mij met de voetbal- en handbaltrainingen die niet meer doorgingen. Vrij snel daar achteraan werden ook de wedstrijden afgezegd. Vervolgens kwam het onvermijdelijke bericht dat de scholen dichtgingen; alle kinderen de hele dag thuis. Om eerlijk te zijn, kreeg ik direct buikpijn bij dit idee. Hoe moet dat nou met de kinderen die het thuis al moeilijk hadden en juist de escape van school en sport zo goed konden gebruiken en die nu wegvalt? Hoe moet dat met ouders die tijdens schooltijden de boel thuis op orde kregen en even op adem konden komen? Daarnaast ook, hoe moet ik dit zelf gaan doen? Als alleenstaande en werkende moeder vind ik deze periode met drie jonge kinderen de hele dag thuis ook behoorlijk pittig. Thuisonderwijs of het begeleiden van het schoolwerk, hoe je het ook wil noemen, maakt het nog zwaarder in combinatie met werken. Ook voor mij is het een uitdaging om het thuis gezellig te houden en om al het werk door iedereen gedaan te krijgen. Gelukkig kunnen mijn kinderen drie dagen naar de opvang van school omdat jeugdzorg bij de vitale functies hoort en kan ik op zo’n dag een aantal uur rustig (video)bellen. Maar voor heel veel ouders waar wij contact mee hebben, geldt dat nog niet. Er is nu echter besloten dat kwetsbare kinderen ook naar de opvang mogen. Scholen en gemeenten gaan inventariseren welke kinderen daarvoor in aanmerking komen. Het is een opluchting dat dit nu geregeld gaat worden en hopelijk kan hiermee de stress en spanning thuis verlaagd worden. Mensen zijn bang Wat doet een cliëntambassadeur in deze tijd kun je je afvragen. Misschien is mijn functie in deze periode extra belangrijk. Mensen, zowel cliënten als jeugdbeschermers, zijn immers bang en maken zich zorgen. Er worden maatregelen vanuit de overheid opgelegd waar een ieder aan zich dient te houden. Maatregelen die niet voor iedereen makkelijk zijn om zich aan te houden. Het is vanzelfsprekend dat men zich aan de maatregelen houdt, maar het is minder vanzelfsprekend dat dit zonder slag of stoot verloopt. De stress die het met zich mee kan brengen is niet altijd direct zichtbaar, daar moet ook aandacht en begrip voor zijn. Dit geldt voor zowel van jeugdbeschermers naar cliënten toe als van cliënten naar jeugdbeschermers toe. Netwerk is weggevallen Het is nu meer dan anders van belang dat de jeugdbeschermer rekening houdt met de stress en emoties van cliënten. Gelukkig is hier ook extra aandacht voor. Onze cliënten kunnen immers normaal gesproken al stress ervaren door betrokkenheid van ons. Vaak wordt het netwerk er omheen betrokken zodat de stress kan verminderen. De coronacrisis legt er nog een lading stress bovenop. Daarbij komt ook nog dat dat netwerk waar een gezin normaal gesproken een beroep op kan doen voor een groot deel weggevallen zal zijn. De verantwoordelijkheid die een jeugdbeschermer voelt, zal naar alle waarschijnlijkheid ook vergroten, terwijl er ook veel mogelijkheden om te ondersteunen wegvallen. Daarom is het belangrijk dat er door iedereen wordt opgelet dat het goed gaat met de ander. Iedereen heeft hier een verantwoordelijkheid in. We moeten voor elkaar zorgen. Het begint met erkenning voor de stress en angst die er bij iedereen in kan zitten. Mensen kunnen nu anders reageren dan je gewend bent. Gesprekken nu telefonisch Natuurlijk worden de fysieke bijeenkomsten met cliënten en jeugdbeschermers, de zogenoemde spiegelbijeenkomsten, die ik organiseer nu allemaal uitgesteld. In die spiegelbijeenkomsten kunnen cliënten hun ervaringen, feedback en leerpunten meegeven aan onze medewerkers. In mijn werkzaamheden kan er helaas nog meer niet doorgaan dat op de agenda staat. Althans, in ieder geval niet op de oorspronkelijke manier, maar een alternatief heb ik echter nog niet. Gesprekken met cliënten heb ik gelukkig nog wel. Deze gesprekken gebeuren nu alleen telefonisch in tegenstelling tot normaal als een face-to-face-gesprek. Ik overleg ook met collega’s uit het land hoe zij in deze periode cliënten benaderen en cliëntervaring een plek kunnen geven. Samen zoeken we naar effectieve en creatieve manieren om het cliëntperspectief een goede plek te geven. In deze tijd spreek ik vooral ouders die zich zorgen maken over hun kind dat bijvoorbeeld in een pleeggezin woont. De zorgen die zij hebben zijn bijvoorbeeld of ze zich in het pleeggezin goed aan de maatregelen houden of hoe het contact met de ouders er nu uit zal gaan zien. Dat zijn vragen die ik vaak niet kan beantwoorden, maar het alleen al tegen en met mij praten kan wat rust geven. Een luisterend oor Wat kan ik als cliëntambassadeur nog meer betekenen in deze periode? Ik kan meedenken vanuit het cliëntperspectief in een casus. Dit kan in een één-op-één-gesprek of ik kan inbellen tijdens een casuïstiekoverleg. Maar vooral kan ik een luisterend oor bieden aan cliënten en daarbij denk ik nu in het bijzonder aan de ouders. Ik kan hen extra uitleg en informatie geven over de maatregelen die de organisatie getroffen heeft. Ik heb daar net iets meer tijd voor dan een jeugdbeschermer die nu nog meer de focus moet leggen op de veiligheid van de kinderen. Ook probeer ik de cliëntenraad meer zichtbaar te krijgen, zodat zij ook met ouders in gesprek kunnen wanneer dit wenselijk is. Iedereen is zoekende, iedereen maakt zich zorgen en heel veel mensen willen iets betekenen voor een ander. Gezamenlijke vijand Naast dat ik me zorgen maak over de huidige situatie, hoop ik ook dat er meer verbinding komt tussen cliënten en jeugdbeschermers. Er is nu immers een gezamenlijke vijand, namelijk het coronavirus. Het zou mooi zijn als jeugdbeschermers ook laten zien dat ze bang zijn voor en stress hebben over het zogenaamde nieuwe normaal. Een lid van de cliëntenraad heeft het een mooi verwoord toen hij zijn wens voor de cliëntenraad uitsprak: ‘Ik hoop dat er meer humanisering binnen de professionalisering tot stand komt.’ Dit is ook mijn grote wens.
door Caroline Quarles van Ufford 06 jul, 2021
Eerder geplaatst op 1 juli 2021 op www.jeugdbeschermingwest.nl/blog Als cliëntambassadeur spreek ik regelmatig met ouders. Hier zitten ook ouders bij die gefrustreerd zijn. Gefrustreerd door het systeem, de jeugdbeschermer, de klachtencommissie, de bestuurder of gewoon de jeugdzorg in het algemeen. Frustratie die op verschillende manieren geuit wordt. Ouders worden steeds actiever, laten van zich horen en reageren op online posts van verschillende organisaties. Omdat ik zelf actief ben op LinkedIn zie ik daar veel frustratie voorbij komen. Ouders worden in hun reacties ook steeds scherper, zoeken het randje op en gaan er soms zelfs bewust overheen. Al is het maar om te provoceren en een reactie uit te lokken. Een enkele keer volgt er vanuit zo’n organisatie een reactie, maar meestal ook niet. Als cliëntambassadeur heb ik besloten om wél te reageren en in gesprek te gaan. Als ik reageer, maakt het mij niet uit waar iemand vandaan komt in het land. Wanneer het om Jeugdbescherming west gaat, is dat voor mij wel makkelijker praten, maar meestal luister ik eigenlijk alleen in zo’n gesprek. En als ik dan het verhaal hoor, klinkt het vaak zo gek nog niet. Wat voor mij nu wel steeds duidelijker wordt, is dat beide partijen toch een andere taal spreken en er woorden gebruikt worden die de ander triggeren. Waarheidsvinding als voorbeeld Het meest duidelijke voorbeeld is het woord ‘waarheidsvinding’. Bij doorvragen blijkt dat we echt het zelfde bedoelen en dat wij het wel degelijk (moeten) doen. Het gaat om op de juiste manier rapporteren, meningen en feiten goed scheiden en opschrijven. Opschrijven wat er bedoeld wordt en waar het vandaan komt. Wat nu kan frustreren is dat wanneer er onwaarheden in rapportages staan een cliënt er zelf niks aan kan doen als de opsteller van het rapport het niet wil aanpassen. Papieren versie van het gezin Veel ouders vinden het gek dat er belangrijke beslissingen genomen worden door professionals die het gezin niet zelf kennen. En dus eigenlijk alleen de papieren versie van het gezin kennen en wat de betrokken jeugdbeschermer daarbij deelt. Ouders krijgen niet de kans om aan te sluiten bij zo’n beslismoment en kunnen dus hun kant van het verhaal niet toelichten als ze dat zouden willen. Er worden hele ingrijpende beslissingen genomen door mensen die het gezin niet kennen, maar wel hun leven ingrijpend veranderen. Uit eigen ervaring Laatst ervaarde ik zelf aan den lijve hoe dat is. Vanuit de basisschool van mijn kinderen werd er overlegd met het team. Ik zou daarvan een terugkoppeling krijgen. Ik had namelijk aangegeven dat ik het niet eens was met het schooladvies, omdat het niet aan de nieuwe score van de eindtoets werd aangepast. Daarbij had ik ook verteld waarom ik vond dat het aangepast kon worden aan de score van de eindtoets. Terugkoppeling zonder toelichting Een aantal leerkrachten van de school zou het daarom nog een keer bespreken met elkaar. Een dag na dit overleg kreeg ik daarvan de terugkoppeling, maar zonder toelichting. Alleen dat ze bij hun besluit bleven. Ik weet dus niet wat de overwegingen waren, welke leerkrachten aan het overleg hebben deelgenomen en of de leerkrachten mijn dochter en haar ontwikkeling en levensgebeurtenissen kennen. Ik heb me er bij neer te leggen. Dan is dit nog een beslissing die over mijn dochter is genomen met een relatief kleine impact op mijn gezin, maar dat kan voor ouders die betrokkenheid hebben vanuit de jeugdbescherming anders zijn. Wederzijds vertrouwen Wanneer er voldoende (wederzijds) vertrouwen is, is dit waarschijnlijk helemaal geen punt. Helaas is het feit wel dat er sprake kan zijn van wantrouwen. Dat wederzijds vertrouwen mist. Een ouder voelt zich vaak ook gewantrouwd: ‘Er ligt een vergrootglas met een loop op de ouder.’, ‘Het kind staat niet onder toezicht, maar de ouder.’ Doordat er beslissingen worden genomen achter gesloten deuren en doordat een ouder zich niet gezien of gehoord voelt, wordt het wantrouwen naar de jeugdbeschermer vergroot. Een ouder reageert dan niet altijd op de juiste manier. De emotie wint vaak. Een kat in het nauw, maakt immers rare sprongen. Helaas gaat de boodschap dan verloren en krijgt het ‘verkeerde’ gedrag alle aandacht. Belangrijk om te realiseren en te onthouden is dat de kat dus in het nauw zit. Reken ‘m niet af op zijn rare sprongen. Focus op de oorzaak en niet op het symptoom! Blog met ervaringen van ouders Af en toe vraag ik aan ouders of ze een blog willen schrijven over hun ervaringen. Een blog waar wij als professionals van kunnen leren en die wij dan delen. Kritisch schrijven mag, maar wel constructief en met als doel dat wij ervan kunnen leren. Een enkele ouder wil dit. Ik hoop met heel mijn hart dat we in de nabije toekomst zo’n blog van een ouder kunnen plaatsen.
door Caroline Quarles van Ufford 06 jul, 2021
Eerder geplaatst op 7 september 2017 op www.jeugdbeschermingwest.nl/blog Tijdens strafzittingen wordt het maatschappelijk belang altijd afgewogen tegen het persoonlijk belang van de verdachte. Daarom moeten verdachten soms tot de rechtszaak in voorarrest blijven. Bij het jeugdrecht weegt het persoonlijk belang vaak net een beetje zwaarder en mogen de jongeren de rechtszaak vaak thuis afwachten onder bepaalde voorwaarden. Maar laatst was ik betrokken bij een zaak waarin een andere afweging werd gemaakt. En ik betwijfel of het maatschappelijk belang uiteindelijk echt is gediend bij deze beslissing. In deze blog vertel ik waarom. Zes verdachten zijn opgepakt. Jongens van 16 en 17 jaar die worden verdacht van beroving met gebruik van een vuurwapen en gijzeling van het slachtoffer. Ze zijn nog niet eerder met justitie in aanraking gekomen. Ik ben betrokken bij drie van hen omdat de Raad voor de Kinderbescherming hen heeft aangemeld voor jeugdreclassering (JR). Hoe het strafproces loopt, in het kort Om het te kunnen begrijpen, zal ik eerst in het kort uitleggen hoe het normaal gaat. Als een verdachte wordt gearresteerd, wordt hij eerst in verzekering gesteld (IVS). Binnen drie dagen wordt hij of zij voorgeleid aan de Rechter Commissaris (RC). Deze toetst of de IVS rechtmatig was en of er voldoende grond is om de voorlopige hechtenis te verlengen met maximaal 14 dagen. Dan is de eerste raadkamer. Drie rechters bepalen of de voorlopige hechtenis verlengd moet worden met 30, 60 of 90 dagen. De Officier van Justitie (OvJ) vordert (vraagt) de duur van verlenging. Wanneer de voorlopige hechtenis niet opgeheven (geschorst) wordt, dan moet de verdachte in voorarrest blijven tot de zitting na de 90 dagen verlenging. Nu weer over de zaak Samen met de raadsonderzoeker, de jongeren en hun familie, stellen we een plan op om voor een schorsing in aanmerking te komen. Normaal is het standpunt bij minderjarigen: schorsen, tenzij… Wij adviseren dat dan ook samen met de Raad voor de Kinderbescherming. Wel onder strakke voorwaarden natuurlijk: veel duidelijke afspraken en elektronisch toezicht, beter bekend als enkelband. Dat is één van de strengste voorwaarde die er is. Maar de OvJ neemt ons advies niet over. Hij vindt dat er sprake is van een delict van de buiten categorie, waar geen schorsing bij past. Pas na 135 dagen is het voorarrest geschorst, onder voorwaarden, waaronder de enkelband. Ik heb het hier over minderjarige jongens, first-offenders, die de eerste periode in alle beperkingen hebben gezeten. Geen tv, media, alleen contact met advocaat. Dus de hele dag in de cel zitten. Na de 135 dagen Daar gaan de jongens, met hun enkelband, samen met hun ouders door het detectiepoortje bij de rechtbank. Ze zijn enorm zenuwachtig en gespannen. Ze moeten de confrontatie aan met de kinderrechters en de Officier van Justitie. Daar horen ze dat de Officier een straf eist die hoger is dan het voorarrest. Dit zou betekenen dat de verdachten bij de uitspraak weer terug naar de jeugdgevangenis moeten voor een periode die minstens zo lang is als het voorarrest. Het is ook een uitzonderlijke zaak. In de 9 jaar ervaring met jeugdreclassering, ben ik niet eerder bij zo’n heftige zaak betrokken geweest, waarbij de verdachten ook nog eens voor de eerste keer met justitie in aanraking zijn gekomen. Is het maatschappelijk belang hiermee echt gediend? Maar ik heb sterke twijfels of het maatschappelijk belang hiermee gediend is. Want is het nou echt beter voor de maatschappij dat een minderjarige, die voor het eerst de fout in gaat, zo lang in voorarrest verblijft? Dan hij na een aantal maanden op vrije voeten thuis het proces mag afwachten, maar daarna misschien weer terug moet naar de jeugdgevangenis? Dat de behandeling die hij net gestart is weer stopt, de opleiding moet worden uitgesteld met het grote risico dat er geen aansluitende dagbesteding en behandeling is na de gevangenis? En tel daarbij op dat de jongens die er mogelijk harder en beschadigd uitkomen met alle risico’s van dien? Is het dan echt beter voor de maatschappij dat er langere jeugddetentie opgelegd wordt? Of is het wellicht beter om het onvoorwaardelijke strafdeel gelijk te stellen aan de duur van het voorarrest en daarnaast een stevig kader met bijzondere voorwaarden waaronder bijvoorbeeld behandelverplichting en toezicht, gekoppeld aan een forse voorwaardelijke straf? Met andere woorden: als we het persoonlijk belang van de jeugdigen vooropstellen, dienen we dan uiteindelijk niet ook het maatschappelijk belang?
Share by: